Wanneer chaos, blunders en politieke verdeeldheid de Nederlanden in 1672 aan de rand van de afgrond hebben gebracht, wordt de Republiek gered door de Nederlandse oorlogsvloot onder leiding van Michiel de Ruyter.
Het jaar 1672 zou de boeken ingaan als het ‘rampjaar’. De Republiek wordt van alle kanten tegelijk aangevallen en zelfs de eigen bevolking gaat met elkaar de strijd aan. De Franse zonnekoning Lodewijk XIV wil samen met Engeland, Keulen en Münster een einde maken aan de machtige 'koopliedenrepubliek' in het noorden. De Fransen bezetten in korte tijd Overijssel, Gelderland en Utrecht. Alleen Holland kan bezetting nipt voorkomen door land aan de grenzen van het gewest onder water te zetten (de 'Hollandse waterlinie'). In Groningen, Drenthe en Twente houden de Duitse troepen uit Munster en Keulen huis.
De Republiek onder vuur
In voorgaande jaren is de vloot versterkt, maar zijn landleger en verdedigingswerken verwaarloosd. De problemen komen niet alleen van buiten de landsgrenzen, ook onder de eigen bevolking is er strijd. De bevolking is verdeeld in 'staatsgezinden' en 'prinsgezinden'. De zittende, staatsgezinde regenten moeten het ontgelden wanneer het prinsgezinde volk de terugkeer van een Oranje-stadhouder eist. In juli wordt Willem III benoemd tot stadhouder van Holland en Zeeland. Zijn twee grootste tegenstanders, de staatsgezinde gebroeders Johan en Cornelis de Witt, worden op 20 augustus in Den Haag door een opgehitste menigte gelyncht en gruwelijk verminkt. Terwijl het land half onder de voet wordt gelopen, verenigen de oorlogsvloten van Engeland en Frankrijk zich om de macht van de Republiek op zee te vernietigen. De Derde Engelse Oorlog (1672-1674) begint met de slag bij Solebay op 7 juni 1672 waarbij het grootste Engelse schip Royal James door de Nederlanders in brand werd gezet. Een tactische overwinning, maar een onbesliste strijd met veel leed en materiële schade aan beide kanten.

Zeeslag bij Solebay, 7 juni 1672.
Gemaakt door Willem van de Velde de Jonge in 1675.
Het gevaar is geweken
De oorlog hield nog een jaar aan. Na twee mislukte pogingen eerder dat jaar proberen de Engelsen en Fransen in augustus 1673 opnieuw om de oorlogsvloot van de Republiek uit te schakelen. Met meer dan 100 schepen, 4.245 stukken geschut en 20.000 zeelieden zet De Ruyter op 21 augustus bij Kijkduin (een hoog duin vlakbij het huidige Den Helder) de tegenaanval in. Er wordt verschrikkelijk gevochten, met als resultaat dat de Engels-Franse vloot 's avonds de aftocht blaast. Die avond is het gevaar voor een invasie vanaf zee geweken. Door de gevoelige nederlaag trekken de bondgenoten van Frankrijk zich terug uit de strijd; de Engelse koning krijgt geen geld meer van het parlement voor verdere oorlogvoering en ook de Keulse en Münsterse troepen haken af. Door de overwinning bij Kijkduin heeft Michiel de Ruyter de ondergang van de Republiek voorkomen – hij werd toentertijd geprezen en vol lof onthaald. Lang zou Michiel de Ruyter niet van deze roem kunnen genieten. Hij werd met een ineffectieve vloot naar de Middellandse Zee gestuurd waar hij om het leven kwam door een Franse kogel. Twee jaar later wordt ook met Frankrijk vrede gesloten.

De zeeslag bij Kijkduin, 21 augustus 1673. Willem van de Velde de Jonge, 1687.
Journalist met penseel
Het zeegevecht op 21 augustus wordt vanaf het duin (Kijkduin) bij Den Helder gadegeslagen door honderden nieuwsgierige burgers Normaalgesproken zou ook de bekende zeeschilder Willem van de Velde de Oude aanwezig zijn om verslaglegging te doen, maar van de Velde en zijn gelijknamige zoon werkten ten tijde van de zeeslag voor de Engelse koning Karel II. Wel maakt hij later, als een ware voorloper van de fotojournalist, schetsen vol details die zijn zoon later uitwerkt tot het schilderij ‘De zeeslag bij Kijkduin op 21 augustus 1673’ dat zich in de collectie van Het Scheepvaartmuseum bevindt. Het schilderij is onderdeel van de grote overzichtstentoonstelling Willem van de Velde & Zoon, die vanaf 1 oktober 2021 te zien is.