De levensloop van de Oranje is bijzonder; het schip nam tijdens zijn leven verschillende rollen en gedaanten aan. Van luxe droomschip eind jaren ‘30 gebouwd voor de lijndienst tussen Nederlands-Indië en Nederland, naar hospitaalschip tijdens de Tweede Wereldoorlog. Na de oorlog ‘repatrieerden’ talloze personen met de Oranje van Indonesië naar Nederland op weg naar een nieuw ‘thuis’. De tentoonstelling, opgebouwd uit twee delen, belicht zowel de geschiedenis van het schip als persoonlijke verhalen van ‘gerepatrieerden’. 

Wieneke van Stenis

Wieneke van Stenis

gefotografeerd door Jitske Schols

De meest levendige herinneringen uit haar jeugd zijn aan boord van de Oranje. ‘Wat voorop staat is het afscheid nemen van Indonesië’, vertelt Wieneke. ‘Ik herinner me als kind het afduwen van de boot en de mensen op de kade. Als achtjarige keek ik door die reling en ik herinner me al die serpentines, de diepe tooeeet van het schip. Dat was heel indrukwekkend.’ Wieneke van Stenis groeit op in een Indische familie. ‘Mijn vader had Indisch bloed, maar hij bleek niet mijn vader. Daar kwam ik als volwassene achter.’ Het definitieve afscheid van Indonesië heeft plaats in 1955. Het vertrek is halsoverkop, zoals het hele leven halsoverkop is. In Nederland gaat ze in Den Haag op school. Haar manier van spreken verraadt dat ze niet uit de buurt komt. De kinderen vragen: ‘Waar kom je vandaan? Ik durfde niet te zeggen uit Indië, want dan noemden ze me een pinda. Ik ontkende gewoon waar ik vandaan kwam.’ Achteraf, jaren later, wordt Wieneke zich pas bewust hoe naar ze het vond om naar Nederland te komen. Nederlanders vond ze niet aardig en ze voelde zich niet thuis. ‘Er waren al zoveel mensen uit Indonesië gekomen en wij zaten in een van de latere golven en de mensen hier hadden er langzamerhand genoeg van. Dat voelde ik wel.’