De buurt Kattenburg, waarin Het Scheepvaartmuseum ligt, is eeuwenlang direct verbonden geweest met de scheepvaart. De wijk had een groot aantal scheepswerven die werk boden aan de bewoners. In het midden lagen de huizen en winkels, aan beide zijden omgeven door werfterreinen. 

Amsterdam kende in de zeventiende eeuw een enorme economische groei. Handel en scheepvaart namen sterk toe. Daardoor ontstond grote behoefte aan ruimte voor scheepsbouw. De stad besloot een nieuw industrie- en woonterrein aan te leggen in een drassig gebied aan de oostkant.  

Dit werden de Oostelijke Eilanden: Kattenburg, Wittenburg en Oostenburg. Deze wijken heten eilanden omdat de gebieden omringd waren door vaarten en vanuit de stad alleen via bruggen konden worden bereikt.  

Kattenburg had al een voorgeschiedenis. In de jaren veertig van de zeventiende eeuw werd aan de oostkant van de haven een bolwerk aangelegd ter verdediging van de stad. Men vond dat de haven van aan die kant kwetsbaar was bij een aanval. Het bolwerk kwam in 1649 gereed en werd al snel Kattenburg genoemd. Op de kaart van Blaeu van Amsterdam uit hetzelfde jaar is duidelijk een kleine knik in de loop van het bolwerk te zien. Door die knik kon het ook dienen als golfbreker voor de haven. Kattenburg heeft als verdedigingswerk maar kort bestaan. In 1655-1658 werd het ingericht als terrein voor de werven en het ‘Lands Zeemagazijn, het pakhuis voor de Admiraliteit (het latere Scheepvaartmuseum).   

Admiraliteitswerf  

De eerste spade voor het Zeemagazijn werd op 12 september 1655 in de grond gestoken, de eerste steen werd in maart 1656 gelegd. Volgens de tekst op het gebouw werd het daarna in negen maanden ’tot gebruik […] gebracht’. Waarschijnlijker is dat het pas in de loop van 1657 volledig klaar was.  De Admiraliteit wist vrij snel de westkant van Kattenburg in zijn geheel aan te kopen. In 1668 werd de laatste particuliere werf ontruimd. De hele Admiraliteitswerf, met woningen, smederijen en ‘aencleven van dien tot aan ’t IJ toe’, kwam in hetzelfde jaar gereed. Het Zeemagazijn was de opslagplaats voor de uitrusting van de oorlogsvloot: onderdelen voor tuigage, gereedschap, handvuurwapens en meer. Buskruit werd niet in het gebouw opgeslagen vanwege het ontploffingsgevaar voor de stad. 

Aan de oostkant van Kattenburg ontstonden allerlei kleinere particuliere scheepswerven. In de woonwijk midden op het eiland leefden veel arbeiders van de scheepswerven. De bewoners kregen de bijnaam ‘bijltjes’, naar een belangrijk gereedschap in de bouw van houten schepen. Door de wat afgelegen locatie ten opzichte van de stad kreeg Kattenburg een eigen karakter. Eeuwenlang was de enige verbinding een smalle ophaalbrug vanaf het Kattenburgerplein naar wat nu de Prins Hendrikkade is. Er ontstond zelfs een eigen dialect: het Kattenburgs.  

De Nieuwe vaart met daarachter de IJgracht, de latere Prins Hendrikkade.

Rechts ’s Lands Zeemagazijn en het Marine-etablissement,

1856 Stadsarchief Amsterdam/Andries Scheerboom, R. de Vries Jr., Buffa en Zonen

Rampspoed  

De meeste bewoners van het oude Kattenburg waren Oranjegezind. Toen de politieke tegen- strevers van de Oranjes, de Patriotten, in 1787 het stadsbestuur overnamen, kwamen de Kattenburgers in opstand. Ze haalden de brug naar de stad op en verschansten zich op het plein. Bij de gevechten die uitbraken vielen enkele doden. De Patriotten kregen de situatie op Kattenburg weer in de hand, waarna ze wraak namen op de Oranjegezinden door hun huizen te plunderen. Deze dag ging de geschiedenisboeken in als Bijltjesdag, een term die nu nog wordt gebruikt voor een afrekening na een periode van onderdrukking. 

Niet lang daarna kreeg Kattenburg te maken met een nieuwe ramp. Op 6 juli 1791 brandde het Zeemagazijn totaal uit. Er bleven alleen zwartgeblakerde stenen muren over. De oorzaak is nooit achterhaald. Door een stevige oostenwind kon de brand gelukkig niet overslaan naar de huizen in de wijk. De marine besloot meteen tot herbouw van het Zeemagazijn. Twee jaar later was die klaar. Voor wie nu door het museum loopt: de goed zichtbare, zware vloerbalken van de verdiepingen zijn bijvoorbeeld niet midden-zeventiende-, maar laat-achttiende-eeuws. Kattenburg had ooit met zijn zeventiende-eeuwse huizen langs smalle straten veel weg van de Jordaan. Net als daar waren op Kattenburg de huizen in de jaren veertig en vijftig van de vorige eeuw in erg slechte staat. De Gemeente Amsterdam besloot daarom dat de gehele wijk moest worden gesloopt om plaats te maken voor een brede doorgaande weg met aan de oostkant nieuwbouwflats. 

In 1968 was de sloop voltooid. Kattenburg verloor het unieke, historische karakter.  

Was vroeger dan toch alles beter? 

Dit is een ingekort artikel geschreven door Diederick Wildeman dat verscheen in Zeemagazijn juni 2023