Op 29 januari 1616 zeilde het Nederlandse schip de Eendracht onder leiding van Willem Cornelisz Schouten en Jacob le Maire als eerste langs Kaap Hoorn. Het was een mijlpaal in de ontdekking van de wereld; de Nederlanders vonden een nieuwe route tussen twee oceanen en ontdekten het zuidelijkste punt van het Amerikaanse continent.

De ontdekking van een onbekend werelddeel

Het hoofddoel van expeditieleiders Schouten en Le Maire was echter niet Zuid-Amerika, maar de ontdekking van een nog onbekend, groot werelddeel: het Onbekende Zuidland of Terra Australis Incognita.

Rond 1600 waren velen overtuigd van het bestaan van dit grote continent op het zuidelijk halfrond en op veel kaarten werd het (alvast) afgebeeld. Deze reis had een bijzondere aanleiding.

Enkele jaren na de oprichting van de VOC in 1602 werd een schatrijke Amsterdamse koopman, Isaac le Maire, gedwongen om de Compagnie te verlaten. Na dit vertrek stelde hij alles in het werk om het monopolie van de VOC te doorbreken.

De VOC had het alleenrecht om via alle bekende vaarwegen naar Azië te varen, op dat moment waren dat de routes langs Kaap de Goede Hoop en door Straat Magellaan. Le Maire bedacht een gewaagd plan. De meeste kaarten uit deze tijd veronderstelden dat het land ten zuiden van Straat Magellaan verbonden was met Terra Australis Incognita, maar er waren ook aanwijzingen dat er wellicht een open zee kon zijn.

Dit opende een interessant perspectief: zelfs als hier niet het Onbekende Zuidland werd gevonden, zou Le Maires expeditie toch een succes kunnen worden. Want als er een alternatieve route naar de Stille Oceaan bleek te zijn, dan gold daar het alleenrecht van de VOC niet en kon Le Maire alsnog in Azië handel gaan drijven.

Portret van Jacob le Maire (een zoon van Isaac) die leiding gaf aan de expeditie naar het zuidelijkste puntje van Zuid Amerika in 1615.

Het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika

Op 14 juni 1615 vertrokken twee schepen, de Eendracht en de Hoorn, vanaf de rede van Texel. De expeditie stond onder leiding van Jacob le Maire, een zoon van Isaac.

Voor de navigatie was schipper Willem Cornelisz Schouten verantwoordelijk. De schepen voeren eerst naar Zuid-Amerika waar ze in een baai wachtten op beter weer. Tijdens het schoonbranden van het onderwaterschip van de Hoorn raakte het schip in brand en ging verloren. Met nog slechts één schip werd de reis voorgezet.

Begin januari zeilde de Eendracht voorbij de ingang van Straat Magellaan door naar het zuiden, naar geheel onbekend gebied. Op 25 januari voer het schip door een opening die aan beide zijden omgeven was door hoog land. Deze nieuw ontdekte zeestraat werd Straat Le Maire gedoopt.

Op 29 januari bereikte het schip het zuidelijkste puntje van Zuid-Amerika. Ze gaven het de naam Kaap Hoorn, naar de plaats waar de expeditie en veel bemanningsleden vandaan kwamen. Ze hadden de Stille Oceaan via een nieuwe, onbekende route bereikt!

De eerste Europeanen

Hierna zeilden ze met een grote boog naar het noorden tot de hoogte van 15 graden zuiderbreedte en vervolgens recht westelijk voor de oversteek over de Stille Oceaan. Ze verwachtten met deze koers recht op het Zuidland af te gaan. Tijdens de oversteek ontdekten ze de huidige Tuamotu Archipel, de noordelijke eilanden van Tonga en nog twee andere eilanden die de naam Hoornse Eilanden kregen.

Aan de reacties van de bewoners was te merken dat er nog nooit een schip als de Eendracht was langsgekomen; ze waren zelfs de eerste Europeanen in dit gebied. De lange westelijke koers leidde tot een meningsverschil tussen Le Maire en Schouten. De eerste wilde verder varen, want ondanks de ontdekking van enkele bewoonde eilanden, was het echte Terra Australis Incognita nog steeds niet gevonden.

Maar Schouten vreesde op deze koers in het gevaarlijke water ten zuiden van Nieuw-Guinea te belanden. De schipper kreeg zijn zin en de koers werd verlegd naar noordwest. De Eendracht voer noordelijk voorbij Nieuw-Guinea en ging op 17 juli 1616 voor anker op de rede van Ternate, in VOC-gebied.

De Nederlandse gouverneur van Ternate ontving de concurrenten vriendelijk, maar verbood hen handel te drijven. De Eendracht zeilde door naar Bantam op Java. De nieuwe gouverneur-generaal aldaar, Jan Pietersz Coen, had juist uit Nederland de opdracht ontvangen om de expeditieleiders aan te houden en het schip in beslag te nemen. Coen was niet bang om met harde hand te regeren en schuwde daarbij geen geweld naar de lokale bevolking. Ook zijn eigen landgenoten maakten kennis met zijn optreden. Schouten en Le Maire werden met de eerstvolgende vloot naar het vaderland gestuurd. Jacob le Maire overleed op de terugreis.

De zuidelijkste doorgang naar Azie: Kaap Hoorn.

Kaap Hoorn als blijvende herinnering

Zodra Isaac le Maire hoorde dat zijn schip en lading waren geconfisqueerd, klaagde hij de VOC aan. In 1619 besloten de Staten-Generaal dat de inbeslagname onrechtmatig was, en moest de VOC een schadevergoeding betalen.

Voor Le Maire en zijn compagnons bracht de reis niet het handelssucces waarop ze hoopten; ze zouden geen enkele reis langs Kaap Hoorn naar Azië meer ondernemen. Isaac le Maire overleed in 1624. Als ontdekkingsreis was de expeditie echter zeer geslaagd, met de ontdekking van de zuidelijkste doorgang naar Azië en de naam Kaap Hoorn als blijvende herinneringen.