De eerste vrijdag van augustus is de internationale dag van het bier, een mooie aanleiding om bij deze drank eens stil te staan. Het gerstenat is immers de oudste en meest geconsumeerde alcoholische drank ter wereld. De geschiedenis van bier en scheepvaart zijn nauw met elkaar verweven.

In 1323 kreeg Amsterdam het Europese alleenrecht voor de invoer van bier uit Hamburg, wat zorgde voor een enorme groei van de Amsterdamse haven. Ook tijdens de reizen van VOC-schepen  gingen grote hoeveelheden mee aan boord.

 

Jopenbier

Op de Rede van Texel lagen de VOC-schepen klaar om te worden beladen voor de lange tocht naar Azië. Er werd voor maanden aan proviand, waaronder grote hoeveelheden bier, ingescheept. Per opvarende gaat er een ton bier mee (en aan boord van een Oostindiëvaarder waren al snel 300 bemanningsleden). Het was niet alleen bier voor tijdens de reis, er waren ook vaten aan boord die in Nederlands-Indië moesten worden verkocht. Het bier voor Indië en dat voor de kapitein en stuurman was van hoge kwaliteit en kwam van brouwerijen uit binnen- en buitenland. Er gingen verschillende soorten mee: waaronder Luiks bier en het zogenaamde Brunswijker mom. Deze soorten bevatten veel hop, wat de houdbaarheid ten goede kwam. Ook het  moutrijke Jopenbier, dat we vandaag de dag nog steeds kennen, ging mee aan boord.

Groen en slijmerig

Voor de bemanning was er natuurlijk ook voldoende voorraad, al moesten zij het doen met een eenvoudiger en goedkoper brouwsel. Het alcoholpercentage lag een stuk lager dan dat van het hedendaagse bier. Met de houdbaarheid zat het de eerste weken van de reis wel goed, maar na een maand of twee begon het goudgele vocht te bederven en werd overgestapt op het drinken van water. Dat zal tegen die tijd  niet veel beter  hebben gesmaakt, want de houdbaarheid van het water was aan boord nog slechter dan dat van het bier. Na enkele weken was het water groen en slijmerig geworden en was het een levend aquarium van vieze beestjes. Gelukkig was er ook altijd nog wijn en brandewijn, dat veel langer goed bleef.

Gortdroge ‘koeskoes’

Het bier kwam ’s morgens vroeg al op tafel. Het ontbijt aan boord bij de VOC bestond namelijk uit gort, vermengd met pruimen of rozijnen. Dit werd tot een dikke vaste brij gekookt en om het enigszins smeuïg te maken werd er vaak een flinke scheut bier aan toegevoegd. Dit mengsel werd ook wel ‘koeskoes’ genoemd. Een ander bekend ontbijt op VOC-schepen was bier met brood en stroop. Dagelijks kreeg ieder bemanningslid bovendien één flapkan (een drinkkan van ca. 1,5 liter) of 8 mutsjes bier uitgereikt. De verdeling van de dranken aan boord werd verzorgd door de bottelier.

‘Vechten tegen de bierkaai’

Wist je dat deze uitdrukking een Amsterdamse oorsprong heeft? Aan de Bierkade of Bierkaai (aan de Oudezijds Voorburgwal) zorgden de bierdragers voor het lossen van de vaten van schepen en het vervoer van het bier naar handelaars of tappers. Ze vormden een apart gilde en hadden het alleenrecht op het biertransport in de stad. Bierdragers waren vaak stevige kerels met wie je geen ruzie moest krijgen, want je was bij voorbaat kansloos. Dat werd dan ‘een gevecht tegen de bierkaai’.

Meer weten?

Heb je dorst gekregen en wil je meer weten over het drankgebruik aan boord? Kom dan naar de bibliotheek en lees er alles over in het boek ‘Drank en deining’.

Auteur: Sander Wegereef