/>

Het Scheepvaartmuseum stimuleert het onderzoek naar objecten in de museumcollectie met twee beurzen. Lees hier meer over de onderzoeken van onze fellows die met hun onderzoek zijn gestart in 2023

Jaap Jacobs 

Boxers banden 

Vanaf 1 mei 2023 ben ik als Dr. Ernst Crone Fellow verbonden aan het Scheepvaartmuseum. Ik doe onderzoek naar twee banden uit de collectie, A 2496(01) nr. 1 en A 2496(01) nr. 2. Deze bevatten contemporaine afschriften van documenten uit 1661-1668 betreffende de Tweede Engelse Oorlog. Het Scheepvaartmuseum heeft de twee banden in 1948 verworven van Charles R. Boxer (1904-2000), die na zijn militaire loopbaan grote faam verwierf als historicus van de Portugese en Nederlandse expansie in de zeventiende en achttiende eeuw. De twee banden roepen diverse vragen op. Wie zijn de oorspronkelijke opstellers en welk doel dienden de documenten? Ook is er de vraag hoe de banden uiteindelijk in het bezit van Boxer kwamen en overgedragen werden aan het Scheepvaartmuseum. Deze vragen passen in de toegenomen aandacht voor de geschiedenis van museale en particuliere collectievorming en zijn deels te beantwoorden aan de hand van veilingcatalogi en correspondentie.  

De eerste stap in het onderzoek was het nagaan van de herkomst van de twee banden. Uit de correspondentie van Boxer bleek dat hij ze in 1933 had gekocht van de Amsterdamse boekhandel en veilinghuis R.W.P. de Vries. Ze waren afkomstig van een veiling van documenten uit het familiearchief Van Foreest. De veilingcatalogus, die ik in het familiearchief Van Foreest vond, onthulde dat de twee banden afkomstig waren van Cornelis de Groot, secretaris van de Admiraliteit van het Noorderkwartier in de zeventiende eeuw. Ze zijn rond 1700 in het familiearchief Van Foreest terechtgekomen doordat Eva Maria de Groot, dochter van Cornelis, trouwde met Dirk van Foreest. Uit bestudering van de banden blijkt het gaat om afschriften van brieven en andere geschriften uit het archief van de commissie van de Staten-Generaal die toezicht hield op Admiraliteitszaken. Waarom Cornelis de Groot juist deze stukken liet kopiëren is nog niet duidelijk. 

Ten tweede de verwerving door het Scheepvaartmuseum. Toen Boxer de banden kocht was hij net begonnen met zijn onderzoek naar de Nederlandse oorlogvoering ter zee in de zeventiende eeuw en daar ligt de verklaring voor de aankoop. Na de Tweede Wereldoorlog ruilde Boxer de banden met het Scheepvaartmuseum; hij kreeg er onder meer een Nederlandse vertaling van een boek in het Latijn over Nederlands Brazilië voor. De correspondentie van Boxer met Willem Voorbeijtel Cannenburg, de toenmalige directeur van het museum, biedt een fascinerend inkijkje in de “Gentlemen’s agreement” waarmee het museum de banden verwierf. 

Jaap Jacobs

Credits: Almichael Fraay

Matthias Lukkes 

Tuinen rondom Nederlandse nederzettingen op de Goudkust in de achttiende eeuw 

Op 3 augustus 1702 werden kanonnen afgeschoten vanuit het fort Coenraadsburg. De schoten maakten geen onderdeel uit van een conflict, maar dienden om een nieuwe diplomatieke overeenkomst tussen de Nederlandse West Indische Compagnie en de Afrikaanse machthebbers van Sabu, Kommenda en Fetu te vieren. Het decor van de diplomatieke ceremonie was de tuin van de Compagnie, die zich achter het fort bevond en waar ‘onder ’t losbranden van ’t geschut’ de handtekeningen onder de overeenkomst werden gezet.  

Zoals veel Europese handelsnederzettingen in de vroegmoderne wereld hadden Nederlandse forten langs de kust van hedendaags Ghana vaak een tuin. Tuinen van Europese handelsnederzettingen worden vaak primair gezien als plekken waar voedsel werd geproduceerd om de voedselvoorziening van Europese dienaren te spekken. Zoals bovenstaande anekdote laat zien was de vroegmoderne tuin echter ook een belangrijke plek van Europees-Afrikaanse culturele interactie. De tuin werd beschouwd als neutrale plek binnen de sociale leefwereld van Europese en Afrikaanse sferen van invloed. Hier werden diplomatieke ceremonies gehouden, vonden politieke onderhandelingen plaats en werden conflicten tussen Europese dienaren van de WIC en Afrikaanse machthebbers beslecht. Zo bezien vormde de tuin een belangrijke sociale ruimte waar Europeanen en Afrikanen politiek en cultureel met elkaar in contact kwamen.  

Sinds oktober onderzoek ik als Prof. J.C.M. Warnsinck Fellow de ontwikkeling van de tuinen rondom de Nederlandse forten op de Goudkust (hedendaags Ghana). Centraal in mijn onderzoek staat een tekening uit de collectie van het Scheepvaartmuseum. De tekening stamt uit de eerste jaren van de achttiende eeuw, en geeft een indruk hoe de compagnies tuin in Elmina er rond die tijd uit moet hebben gezien. Ik onderzoek de achtergrond van de tekening en de veranderende sociale, culturele en diplomatieke functie van de tuin in de achttiende eeuw. Waarom was juist de tuin het decor van veel belangrijke Europees-Afrikaanse interacties? En hoe veranderde de functie van de tuin naarmate de machtsverhoudingen tussen Europeanen en Afrikanen verschoven?  

Door de focus in deze studie te verleggen naar de tuinen, verschaft dit onderzoek nieuwe inzichten in de onderbelichte geschiedenis van Euro-Afrikaanse interactie buiten de muren van de Europese forten. 

Matthias Lukkes

Credits: Almichael Fraay

Lianne Wilhelmus 

De veranderende beeldtaal van de Kaapkolonie (1652-1795) in de collectie van Het Scheepvaartmuseum  

In de collectie van Het Scheepvaartmuseum bevindt zich een bijzonder object: een zilveren tabaksdoos uit 1761 van VOC-matroos Jan Jans. In tabaksdozen kon tabak worden bewaard en meegenomen. Ook kon het op deze wijze als pronkstuk in huis worden getoond. De meeste tabaksdozen die de geschiedenis hebben overleefd zijn van zilver, sommigen koper en enkelen ivoor. Versieringen komen ook voor, maar wat de tabaksdoos uit de collectie van Het Scheepvaartmuseum daadwerkelijk onderscheidt, is de reisbeschrijving in de binnenkant van de deksel. Van alle reizen die Jan Jans heeft gemaakt voor de VOC zijn aantekeningen te lezen. Bovendien zijn de voorstellingen van Batavia op de voorkant en Kaap de Goede Hoop op de achterkant van hoge kwaliteit. De vraag is: hoe kwam een simpele jongmatroos als Jan Jans aan een dergelijk duur doosje? Waarom had hij het in zijn bezit? Wat zegt deze tabaksdoos over de verbeelding van de Kaapkolonie ten einde van de 18e eeuw? Dit ga ik de komende maanden onderzoeken als Prof. J.C.M Warnsinsck fellow.  

In mijn onderzoek naar de Kaapkolonie kijk ik naar afbeeldingen van de Kaapkolonie tijdens de Nederlandse overheersing, vanaf halverwege de 17e eeuw tot aan het eind van de 18e eeuw. Vanaf halverwege de 17e eeuw, de opkomst van de VOC, ontstond de behoefte voor schepen om een bevoorradingspunt te hebben op de lange en risicovolle reis richting Indonesië. Na verovering van het gebied door bijna honderd kolonisten onder leiding van commandant Jan van Riebeeck, werd het gebied rondom Kaap de Goede Hoop ingezet als verversingsstation van de VOC. In enkele decennia groeide het gebied uit tot een ware vestigingskolonie voor gepensioneerde matrozen, hun gezinnen en slaafgemaakten. In het geval van de Kaapkolonie verwacht ik dat het interessant zal zijn om te zien of de Europese beeldtaal verandert naarmate de kennis over het gebied, de beplating en de inwoners ontwikkelde. Bovendien is het interessant om de oorsprong van enkele vergelijkbare prenten te onderzoeken. 

Lianne Wilhelmus

Credits: Almichael Fraay