Het Scheepvaartmuseum is een nationaal museum in een wereldstad. Hier laten we zien hoe de Nederlandse geschiedenis verbonden is met water. We zijn ons ervan bewust dat een deel van die maritieme geschiedenis ook koloniale geschiedenis is. Dat brengt verantwoordelijkheid met zich mee: hoe zorgen we dat iedereen zich hier welkom voelt? Hoe maken wij het museum zo inclusief en toegankelijk mogelijk?
Wij hanteren de definitie van de Code Diversiteit & Inclusie: de term inclusie verwijst naar hoe een organisatie met verschillen en overeenkomsten omgaat. Voor ons is inclusie de mate waarin makers, collega’s en publiek van alle identiteiten - zichtbaar of niet - zichzelf kunnen zijn en zich veilig en gerespecteerd voelen.
‘Het mooie aan mijn werk is dat ik met veel verschillende mensen spreek: betrokken experts in en buiten het museum, docenten, leerlingen, vakmensen. Hun persoonlijke ervaringen en perspectieven maken dat onze historische collectie ook nu betekenis heeft. Bij ons gaan leerlingen dus in discussie over een begrip als ‘gouden eeuw’; we spijkeren mét docenten bij tijdens de studiemiddagen Slavernij van NINSEE en we staan open voor gesprekken met kritische vrienden die ons bevragen.’ - Stefanie van Gemert, hoofd educatie & inclusie
Lees hieronder een aantal veel gestelde vragen en antwoorden over inclusie, koloniale geschiedenis en slavernij:
Hoe zijn de opvattingen van Het Scheepvaartmuseum over inclusie gewaarborgd in het museale beleid?
In ons publieksplan 2021-2024 benoemen we de ambitie ons publiek te verbreden en definiëren we ouderen, jongeren, voormalig havenarbeiders en mensen uit voormalige Nederlandse koloniën als ‘bijzondere gasten’. Onze wens is dat ‘bijzondere gasten’ zich ‘de norm’ gaan voelen in het museum; dat zij zich erkend en herkend weten. Rondom projecten als bijv. Jij aan het roer en een permanente tentoonstelling over het Atlantisch gebied (2022-2023) geven we extra aandacht aan deze doelgroepen en gaan we samenwerkingen aan om te evalueren, co-creëren en van elkaar te leren. Maar inclusie is geen projectwerk. Bij Het Scheepvaartmuseum is inclusie belegd bij één aanjager, maar er is bewustzijn dat elke afdeling en collega hieraan bijdraagt. We hangen de Code Culturele Diversiteit aan, bespreken zeer geregeld inclusie in het managementteam en hebben een ‘4P-groep’ gevormd die de directie direct adviseert over inclusie op het gebied van Partners, Personeel, Publiek en Programma.
Het stadsbestuur van Amsterdam heeft excuses gemaakt over het slavernijverleden. Ze geven aan: ‘Geen enkele nu levende Amsterdammer heeft schuld aan het verleden. Als bestuur nemen wij wel onze verantwoordelijkheid hiervoor.' Hoe kijkt het museum hiernaar?
Het museum begrijpt en waardeert de redenen voor de excuses van het stadsbestuur. Ook uit onze collectie én de buurt waar ons museum staat blijkt dat de verrijking van Nederland (en daarmee Amsterdam) in de 17e en daaropvolgende eeuwen ten koste ging van mensen in andere delen van de wereld. Wij zien het daarom als een verplichting om hier, in Amsterdam, open gesprekken te voeren over de slavernijgeschiedenis, de VOC- en WIC-schepen en de (Amsterdamse) netwerken die daaraan verbonden waren. We willen niet alleen vertellen hoe water werelden verbindt, maar ook de verhalen van slavernij, geweld en confrontaties op zee delen. En de impact op het leven nu. Die verantwoordelijkheid brengt de locatie waar ons museum staat met zich mee.
Welke rol had het Zeemagazijn, het gebouw waar het huidige museum in is gevestigd?
Het Scheepvaartmuseum zit sinds 1973 in 's Lands Zeemagazijn. Dit gebouw uit 1656 was het magazijn van de Admiraliteit van Amsterdam – de voorloper van de marine. Het Zeemagazijn was de ruimte waar van alles lag opgeslagen: van timmergereedschap tot spijkers, kanonnen, zeilen, vlaggen en scheepsuitrusting voor de oorlogsvloot. ’s Lands Zeemagazijn heeft als gebouw geen directe relatie met de VOC, maar de VOC was wel in de buurt te vinden. Op Oostenburg waren de scheepswerven en het grote pakhuis (het Oost-Indisch Zeemagazijn) van de VOC. Schuin tegenover het museum zijn ook oude pakhuizen van de VOC te zien aan de Peperstraat. Iets verderop staat aan het ’s Gravenhekje het voormalige pakhuis (en kantoor tussen 1647 en 1674) van de WIC. Maritieme geschiedenis blijkt verweven te zijn met koloniale geschiedenis.
Hoe komen onderwerpen zoals kolonialisme en slavernijgeschiedenis aan bod in de tentoonstellingen en programmering?
Voor een nationaal maritiem museum als Het Scheepvaartmuseum is het een must om aandacht te besteden aan de koloniale geschiedenis. Het Scheepvaartmuseum maakte bijvoorbeeld in 2001 al een tentoonstelling Slaven en schepen. Twintig jaar later zijn we ons bewuster geworden van de doorwerking van het koloniaal verleden vandaag de dag. We bespreken in onze educatieve en publieksprogramma’s niet alleen koloniale geschiedenis, maar ook discriminatie in het heden. Of we laten een ander perspectief zien, zoals in onze tentoonstelling I love Banda (2021), waarin Indonesische jongeren praten over een verweven geschiedenis van Nederland en de Banda-eilanden. We werken hierbij graag samen en veranderen mee met de maatschappij. Voor Jij aan het roer gaan we in 2021 het gesprek aan met lokale scholen en jongeren: wat betekent het voor hen om uit te kijken op een VOC-schip? En in onze hoofdgalerij Republiek aan Zee nemen slavernijgeschiedenis en (koloniaal) geweld een belangrijke plek in.
Wat is het verhaal achter het grote zeilschip aan de steiger?
Het schip aan de steiger is een replica van de Oost-Indiëvaarder Amsterdam van de VOC die in 1749 op zijn eerste reis op weg naar Batavia (nu: Jakarta, Indonesië) voor de Engelse kust in een storm verging. Bezoekers vragen zich soms af of er op de Amsterdam mensen zijn verhandeld. Dit is niet gebeurd. De Amsterdam was een schip waarmee de VOC, bijvoorbeeld, specerijen, thee en zijde tussen Azië en Europa wilde vervoeren. Maar de VOC maakte wel mensen tot slaaf in Azië: in de tentoonstelling I love Banda wordt een deel van deze slavernijgeschiedenis verteld. Ook met het project Jij aan het roer (2021) gaan we in 2021 in gesprek over dit onderdeel van maritieme geschiedenis met bezoekers, leerlingen en experts buiten het museum.
Hoe gaat Het Scheepvaartmuseum om met termen als ‘slaaf’ en ‘gouden eeuw’?
Het Scheepvaartmuseum begrijpt dat een term als ‘gouden eeuw’ kwetsend kan zijn en gebruikt deze weinig. Vaak kan ook met ‘17de eeuw’ worden volstaan. Als de term toch wordt gebruikt, doet het museum dat zonder hoofdletters en tussen aanhalingstekens. Sommige musea kiezen ervoor om de term volledig af te schaffen. Het Scheepvaartmuseum doet dat niet, omdat het zo mogelijk blijft om in dialoog te gaan over waarom de term beladen is. Dat doen we geregeld in onze (educatieve) programma’s. Het museum gebruikt de publicatie Woorden doen ertoe van het Research Centre for Material Culture als uitgangspunt. Zo kiezen wij er bijvoorbeeld voor om niet het woord ‘slaaf’ maar ‘tot slaaf gemaakte mensen’ te gebruiken.