Het Scheepvaartmuseum erkent dat wij ons als museum nog actiever kunnen en moeten inzetten om (institutioneel) racisme tegen te gaan. Als instelling, in onze collectievorming, in onze programmering, samen met ons publiek en met onze huidige en toekomstige maatschappelijke partners. Lees hier de antwoorden op vijf veelgestelde vragen.

Hoe komen kolonialisme en slavenhandel aan bod in de tentoonstellingen en publieksactiviteiten?

Kolonialisme en slavernij hebben al lange tijd de aandacht van Het Scheepvaartmuseum. Deze onderwerpen kolonialisme en slavenhandel spelen in (de ontwikkeling van) al onze tentoonstellingen en publieksprogrammering, waarvoor dit relevant is, altijd een rol in het verhaal, als geïntegreerd onderdeel van het geheel.

In 2001 presenteerde Het Scheepvaartmuseum de tentoonstelling Slaven en Schepen en een gelijknamige publicatie. De tentoonstelling De Zwarte Bladzijde (2013), op basis van onderzoek van Leo Balai, vertelde over het slavenschip Leusden dat verging op de Marowijne rivier in Suriname en dat op mensonterende wijze meer dan 700 Afrikanen het leven heeft gekost. In 2019 ontwikkelden het museum en de EO de interactive Geboeid, waarin je wordt meegenomen in de gedeelde geschiedenis van Nederland en Suriname ten tijde van de slavernij. In de tentoonstelling Republiek aan Zee zijn objecten geplaatst die ruimte bieden voor de keerzijde van de economische voorspoed en culturele rijkdom, zoals de porseleinen famille Noire figuur, manilla's en blue beads. In de tentoonstelling Zie je in de ‘gouden eeuw’ (t/m 5 juli 2020) krijgt het slavernijverleden een gezicht door het meisje Amimba, het scheepsmodel van het slavenschip D' Keulse Galy en een gezicht op Nederlands Brazilië geschilderd door Frans Post.

De tentoonstelling ms Oranje | Koers gewijzigd (2017-2018) over de bewogen geschiedenis van het schip Oranje, vertelde onder meer het persoonlijke verhaal van tien personen die met de Oranje vanuit Nederlands-Indië naar Nederland reisden. Tussen 1945 en 1965 maakten naar schatting 300.000 Indische Nederlanders als zogenaamde ‘repatrianten’ deze overtocht, die door velen van hen werd ervaren als een reis naar een ver en vreemd land.

De afdeling educatie heeft verschillende programma’s ontwikkeld voor het onderwijs, waarin identiteit en het slavernijverleden centraal staan. Zo gaat het programma Onvrije Verhalen over mensen van toen en nu. Hoe komt het dat mensen op verschillende manieren naar het slavernijverleden kijken en hoe kunnen we er voor zorgen dat verhalen altijd doorverteld worden om nooit te vergeten? In het educatieve programma Zout DNA gaan leerlingen uit het voortgezet onderwijs in een veilige omgeving en op een open manier op zoek naar wie zij zijn, aan de hand van onze collectie. 

Brazilian landscape
Frans Post (1612-1680)
Haarlem, circa 1650
oil on panel

Frans Post travelled in the entourage of Johan Maurits of Nassau-Siegen, governor of Dutch Brazil. The Dutch West India Company had recently wrested control over the north-eastern part of Brazil from Portugal. The painting presents an Arcadian landscape with palm trees and a sailing boat on the river, but does not show the 25,000 enslaved Africans working for the company on the sugarcane plantations.

Hoe gaat Het Scheepvaartmuseum om met termen als ‘slaaf’ en ‘gouden eeuw’?

Sinds 2019 gebruikt Het Scheepvaartmuseum de term ‘gouden eeuw’ term spaarzaam. De term ‘gouden eeuw’ wordt vaak gebruikt als tijdsaanduiding en dan kan ook met ‘de 17e eeuw’ worden volstaan. Als de term toch wordt gebruikt, doet het museum dat zonder hoofdletters en tussen aanhalingstekens. Sommige musea kiezen ervoor om de term volledig af te schaffen. Het Scheepvaartmuseum doet dat niet, omdat het op deze manier mogelijk blijft om de dialoog aan te gaan waarom deze term beladen is. Het museum gebruikt de publicatie Words Matter als uitgangspunt. Zo kiezen wij er bijvoorbeeld voor om niet het woord ‘slaaf’ maar ‘tot slaafgemaakte mensen’ te gebruiken.

Wat is het verhaal achter het grote zeilschip aan de steiger?

Het schip aan de steiger is een replica van de Oost-Indiëvaarder Amsterdam van de VOC die in 1749 op zijn eerste reis op weg naar Batavia, het huidige Jakarta in Indonesië, voor de Zuid-Engelse kust in een storm verging. De Amsterdam werd niet gebruikt voor het vervoer van tot slaafgemaakte personen, maar voor het vervoer van specerijen, porselein, thee, zijde en textiel tussen Azië en Europa.

Welke rol had het Zeemagazijn, het gebouw waar het huidige museum in is gevestigd?

Het Scheepvaartmuseum is gevestigd in 's Lands Zeemagazijn. Dit monumentale gebouw uit 1656 werd ontworpen door Daniel Stalpaert als magazijn van de scheepswerf van de Admiraliteit van Amsterdam. De Admiraliteit hield zich bezig met de organisatie van de oorlogsvloot en was de voorloper van de marine.

Het Zeemagazijn had een functie als opslagruimte waar uiteenlopende zaken van timmergereedschap tot spijkers, kanonnen, zeilen, vlaggen en scheepsuitrusting voor de oorlogsvloot lagen opgeslagen. In de tongewelven onder de binnenplaats werd zo'n 40.000 liter regenwater opgevangen voor de drinkwatervoorziening van de schepen.

Het ’s Lands Zeemagazijn heeft geen relatie met de VOC, maar de VOC was wel in de buurt te vinden. Op Oostenburg waren de scheepswerven en het grote pakhuis (het Oost-Indisch Zeemagazijn) van de VOC te vinden. Schuin tegenover het museum zijn ook oude pakhuizen van de VOC te zien aan de Peperstraat. Iets verderop staat aan het ’s Gravenhekje het voormalige pakhuis (en kantoor tussen 1647 en 1674) van de WIC.

Hoe zijn de opvattingen van Het Scheepvaartmuseum met betrekking tot racisme gewaarborgd in het museale beleid?

Het Scheepvaartmuseum streeft ernaar om met haar personeelsbestand een afspiegeling te zijn van de Nederlandse samenleving en neemt dit mee in de werving van personeel.

Het Scheepvaartmuseum maakt gebruik van cookies. Meer weten? Lees onze cookieverklaring.